 | Orde | : | Roofvogels (Falconiformes) |  | Familie | : | Sperwers (Accipitridae) |  | Lengte | : | 55 tot 65 cm |  | Geluid | : | Er is geen geluidsfragment beschikbaar |  | Biotoop | : | |  | Periode | : | |  | Aantal broedparen | : | Geen | |
|
Kenmerken | Het verenkleed is grotendeels wit tot beige van kleur |  |
De bovenzijde is voorzien van een grijsbruine tekening |  |
Volwassen vogels hebben een geel gezicht en een beige kuif |  |
De haaksnavel is smal |  |
De slagpennen zijn zwart |  |
De staart is lang en wigvormig |
| | |  |
Omschrijving
Door de wigvormige staart doet de aasgier in de vlucht denken aan een juveniele lammergier, maar deze laatste is veel groter en heeft langere vleugels. Volwassen vogels hebben een wit verenkleed met zwarte slagpennen, waardoor de vogel in de vlucht lijkt op de ooievaar. Juveniele vogels hebben een bruin verenkleed dat langzaam vervangen wordt door het volwassen verenkleed. Juveniele vogels laten zich slechts zelden in Europa zien.
Hoewel de aasgier van oorsprong een echte aaseter is, is de vogel tegenwoordig ook afhankelijk van menselijk afval, waardoor de vogel regelmatig op vuilnishopen te vinden is.
De aasgier broedt in rotsnissen op kale berghellingen en rotsachtige rivierdalen rondom het Middellandse-Zeegebied. Met name in Spanje is de vogel plaatselijk vrij talrijk. De vogel overwintert in Afrika ten zuiden van de Sahara.
|