| |
 | Orde | : | Roofvogels (Falconiformes) |  | Familie | : | Sperwers (Accipitridae) |  | Lengte | : | 45 tot 55 cm |  | Geluid | : | |  | Spanwijdte | : | 115 tot 140 cm |  | Biotoop | : | |  | Periode | : | |  | Aantal broedparen | : | Tussen 1.000 en 1.500 |  | Toename of afname | : | Lichte afname | |
|
Kenmerken | Het verenkleed is aan de bovenzijde bruin van kleur |  |
De onderzijde is roomkleurig met bruine vlekken |  |
Het vrouwtje is donkerder met een roomkleurige kruin, keel en schouders |  |
De staart en een gedeelte van de vleugels van het mannetje zijn grijs |
| | |  |
Omschrijving
Het verenkleed van het vrouwtje is voornamelijk bruin van kleur. Het middelste gedeelte van de vleugels van het mannetje zijn grijs van kleur, terwijl de punten zwart zijn. De bruine kiekendief is in de vlucht te herkennen doordat de vogel met plotselinge wendingen laag over het land zweeft. De vleugels zijn wat breder dan de vleugels van andere kiekendieven en worden tijdens het zweven schuin opgeheven gehouden, zodat een V-vorm ontstaat. De bruine kiekendief jaagt voornamelijk op prooien als kleine zoogdieren, vogels en amfibieën, waarbij de vogel zich vanuit een stootduik bovenop de prooi stort.
De bruine kiekendief leeft voornamelijk in uitgestrekte moerassen, maar door het verdwijnen van veel van deze gebieden is de vogel de laatste eeuw sterk in aantal achteruit gegaan.
|