| |
 | Orde | : | Eendvogels (Anseriformes) |  | Familie | : | Eenden (Anatidae) |  | Lengte | : | 42 tot 50 cm |  | Geluid | : | |  | Biotoop | : | |  | Periode | : | |  | Aantal broedparen | : | Enkele tientallen |  | Bijzonderheden | : | De smient staat op de rode lijst. | |
|
Kenmerken | De kop van het mannetje is roodbruin van kleur |  |
Bij het mannetje is de borst roze, de rug grijs, de buik wit en de staart zwart |  |
Het vrouwtje is geheel roodbruin met donkere vlekken op de rug |  |
Het voorhoofd is hoog en bij het mannetje geelwit gekleurd |  |
De snavel is blauwgrijs met een zwarte punt |
| | |  |
Omschrijving
Door de roodbruine kop is vooral het mannetje van de smient een goed herkenbare soort. In de vlucht is het mannetje te herkennen aan een wit veld op de vleugel. het vrouwtje heeft een minder herkenbaar verenkleed, maar beide geslachten hebben een blauwgrijze snavel met een zwarte punt. De roep van het mannetje bestaat uit een fluitend wie-oe dat het gehele jaar door te horen is.
De smient broedt slechts in zeer kleine aantallen in Nederland. Vogels die in Scandinavië broeden, overwinteren in Nederland of trekken nog verder naar het zuiden. Hierdoor zijn 's winters vaak grote groepen smienten in Nederland te zien, vooral op graslanden langs de kust. In tegenstelling tot de meeste andere eenden grazen smienten 's winters net als ganzen in weilanden.
|