| |
 | Orde | : | Zangvogels (Passeriformes) |  | Familie | : | Lijsters (Turdidae) |  | Lengte | : | 13 tot 15 cm |  | Geluid | : | |  | Biotoop | : | |  | Periode | : | |  | Aantal broedparen | : | Ongeveer 25.000 |  | Toename of afname | : | Lichte afname | |
|
Kenmerken | De bovenzijde van het mannetje is grijs van kleur |  |
De onderzijde is bij het mannetje oranje |  |
Het voorhoofd van het mannetje is wit, terwijl de keel en de wangen zwart zijn |  |
Het vrouwtje is grijsbruin van kleur |  |
De stuit en de staart van beide geslachten zijn roestbruin van kleur |
| | |  |
Omschrijving
Het mannetje van de gekraagde roodstaart is door de oranje onderzijde en de zwarte rug een opvallende vogel. Ook door de zwarte keel en het witte voorhoofd is de vogel goed te herkennen. Het vrouwtje heeft een minder opvallend verenkleed, dat op de staart na voornamelijk grijsbruin van kleur is. De staart is net als bij het vrouwtje van de zwarte roodstaart roodbruin van kleur. Beide vogels zijn te onderscheiden doordat het vrouwtje van de gekraagde roodstaart lichter is en meer bruin in het verenkleed heeft.
De gekraagde roodstaart is vaak in een rechtopstaande positie zittend te zien op een zitpost, waarbij de staart voortdurend trilt. Vanaf deze zitpost jaagt de vogel op insecten die op de grond gevangen worden.
De gekraagde roodstaart heeft een herkenbare zang, bestaande uit een aantal ie tonen, gevolgd door een zachte triller. De vogels broeden in boomholten of nestkasten met een ovale opening, waarbij het mannetje vaak vanuit de opening zijn zang voordraagt. In de winter trekken de gekraagde roodstaarten naar Afrika om te overwinteren.
|