| |
 | Orde | : | Pleviervogels (Charadriiformes) |  | Familie | : | Strandlopers (Scolopacidae) |  | Lengte | : | 17 tot 21 cm |  | Geluid | : | |  | Biotoop | : | |  | Periode | : | |  | Aantal broedparen | : | Geen | |
|
Kenmerken | Het verenkleed is voornamelijk grijs van kleur |  |
In het zomerkleed is de nek roestbruin en de keel wit |  |
In het winterkleed bevindt zich een donkere vlek rond het oog |  |
In de vlucht is een witte vleugelstreep zichtbaar |  |
De snavel is dun en lang |
| | |  |
Omschrijving
In het zomerkleed is de grauwe franjepoot goed te herkennen aan de roestbruine hals en de witte keel, maar 's winters verdwijnen deze kenmerken. De grauwe franjepoot heeft een opmerkelijke manier van voedsel zoeken. De vogel draait per minuut tot ruim vijftig rondjes om zijn eigen as. De waterbodem met hierin insecten en allerlei andere diertjes wordt daardoor omgewoeld, zodat de vogel de prooien vervolgens snel uit het water kan pikken.
De grauwe franjepoot broedt in de kleine meertjes van Scandinavië. Overwinteren doet de vogel in de Indische oceaan, zodat de vogel tijdens de trek in het voor- en het najaar onder andere Nederland passeert. Ook tijdens de trek is de grauwe franjepoot voornamelijk aan te treffen in gebieden met kleine meertjes en plassen.
|