| |
 | Orde | : | Roofvogels (Falconiformes) |  | Familie | : | Sperwers (Accipitridae) |  | Lengte | : | 45 tot 55 cm |  | Geluid | : | |  | Spanwijdte | : | 100 tot 120 cm |  | Biotoop | : | |  | Periode | : | |  | Aantal broedparen | : | Enkele tientallen |  | Toename of afname | : | Sterke afname |  | Bijzonderheden | : | De blauwe kiekendief staat op de rode lijst. | |
|
Kenmerken | Het verenkleed van het mannetje is blauwgrijs van kleur |  |
De vleugelpunten zijn bij het mannetje zwart |  |
Het vrouwtje is bruin, met een lichtere onderzijde |  |
De onderzijde van het vrouwtje is donker gestreept |  |
De stuit is wit |
| | |  |
Omschrijving
Net als de bruine kiekendief is ook de blauwe kiekendief een langzaam vliegende maar behendige zweefvlieger. De vogel is in de vlucht te herkennen aan de schuin opgeheven vleugels, waardoor een V-vorm ontstaat. De blauwe kiekendief jaagt voornamelijk op prooien zoals kleine zoogdieren, vogels en amfibieën, waarbij de vogel zich vanuit de lucht bovenop de prooi laat vallen.
De populatie is de laatste eeuw sterk in aantal achteruit gegaan, onder andere door het verdwijnen van geschikte leefgebieden, maar ook doordat de vogel vaak broedt in weiden, waarbij regelmatig eieren en jongen verloren gaan als het gras wordt gemaaid. Doordat het vrouwtje groter is dan het mannetje en daardoor op andere prooien jaagt, trekken beide geslachten in de winter soms naar verschillende gebieden.
|