| |
 | Orde | : | Roofvogels (Falconiformes) |  | Familie | : | Sperwers (Accipitridae) |  | Lengte | : | 39 tot 50 cm |  | Geluid | : | |  | Biotoop | : | |  | Periode | : | |  | Aantal broedparen | : | Enkele tientallen |  | Toename of afname | : | Lichte toename |  | Bijzonderheden | : | De grauwe kiekendief staat op de rode lijst. | |
|
Kenmerken | Het verenkleed van het mannetje is blauwgrijs van kleur |  |
het mannetje heeft één zwarte streep op de bovenzijde en twee zwarte strepen op de onderzijde van de vleugel |  |
De onderzijde van het mannetje is voorzien van bruine strepen |  |
Het vrouwtje is bruin, met een lichtere onderzijde |
| | |  |
Omschrijving
Bij de grauwe kiekendief zijn het mannetje en het vrouwtje uitstekend uit elkaar te houden door het verschil in de kleur van het verenkleed. Zowel het mannetje als het vrouwtje lijken echter sterk op de blauwe kiekendief en zijn het beste te onderscheiden door de smallere vleugels en de zwarte vleugelstrepen van het mannetje. Net als andere kiekendieven houdt ook de grauwe kiekendief de vleugels in de vlucht in een diepe V-vorm. Het voedsel bestaat uit zoogdieren en kleine vogels, die vaak over grote afstand naar het nest gedragen worden. Hierbij geeft het mannetje de prooi in de lucht soms over aan het vrouwtje dat hierdoor zelf bij het nest in de buurt kan blijven.
Tot ruim een eeuw geleden was de grauwe kiekendief in Nederland een redelijk algemene broedvogel met ongeveer duizend broedparen per jaar. Tegenwoordig broeden er jaarlijks hooguit nog enkele tientallen paren. De belangrijkste reden voor deze sterke achteruitgang is het verdwijnen van geschikte broedgebieden zoals uitgestrekte heidevelden.
|