 | Orde | : | Pleviervogels (Charadriiformes) |  | Familie | : | Jagers (Stercorariidae) |  | Lengte | : | 35 tot 41 cm |  | Geluid | : | |  | Biotoop | : | |  | Periode | : | |  | Aantal broedparen | : | Geen | |
|
Kenmerken | De bovenzijde is donkerbruin van kleur |  |
De borst en de hals zijn wit |  |
Er is een donkere kopkap aanwezig |  |
De middelste staartpennen zijn erg lang |
| | |  |
Omschrijving
Net als de kleine jager heeft ook de kleinste jager verlengde, middelste staartpennen. Bij de kleinste jager zijn deze echter veel langer, waardoor de vogel een opvallend sierlijke vlucht heeft. Hoewel er, zoals bij de meeste jagers, ook bij de kleinste jager sprake is van twee verschillende kleurvormen, komt de donkere vorm bij deze soort vrijwel niet voor.
De toendra's en fjelden van Noord-Europa vormen het broedgebied van de kleinste jager, waar de vogel pas begint te broeden als de sneeuw gesmolten is. De vogel is in het broedseizoen sterk afhankelijk van de grootte van de populatie lemmingen, die in deze tijd het belangrijkste voedsel vormen. Buiten de broedtijd bevindt de vogel zich op volle zee, waarbij de kleinste jager als zeldzame doortrekker ook de Nederlandse kusten aan doet. Net als andere jagers rooft de kleinste jager een deel van zijn voedsel van andere vogels.
|